Germ Geersing (61), geboren en getogen in Norg. Beroep: redacteur bij Mediahuis Noord, afdeling weekbladen.
Wanneer ben je met molens in aanraking gekomen? En hoe kreeg je de welbekende tik van de molen.
Tot mijn 21ste (in 1981) zag ik molens amper staan, ik heb hooguit wat vage beelden van die in Norg. Niet zo verwonderlijk, ze draaiden toen al jaren niet meer en waren in verval. Bij restauratie viel mijn oog op De Hoop, toen gevlucht, kap en stelling ‘ineens’ weg waren. Ik heb iets met geschiedenis, dus wilde daarna wel eens zien hoe het voordien was. En ging ging naar de open dag, kort na de opening in 1982. En stond toen blijkbaar iets te dicht bij de Bilauwieken, ik kreeg de spreekwoordelijke tik…
Niet veel later later trof ik bij toeval de examencommissie van De Hollandse Molen in een pension, waar mij grootouders een feest hadden. Hele gesprekken, ze wezen me op de opleiding. Zo kwam ik – toen wonend in Groningen – terecht bij Bernard Dijk en zijn lesmolen in Vierhuizen. In 1985 slaagde ik op molen ‘De Meeuw’ in Garnwerd en was drie jaar vrijwilliger op de ‘Germania’ in Thesinge. Was formeel in dienst bij de gemeente Ten Boer, maar zonder verplichtingen en kreeg een mooie vergoeding! Tja, die goede oude tijd…
Omdat eigenaar Jan Snijders toen al amper meer op ‘De Hoop’ draaide, ging ik daar ook zo nu en dan naar toe. Verder wist ik de eigenares van de ‘Noordenveld’ in Norg, mevrouw Nijhof-Bronsema, en de gemeente er van te overtuigen dat deze molen nodig hersteld moest worden. Restauratie volgde in 1990-1991. Norg kreeg daarmee weer twee (regelmatig) draaiende molens…
Je draait tegenwoordig op de beide molens van Norg. Welke molen draait het fijnst?
Of, ‘welke molen heb je het liefst?’. Die vraag hoor ik vaker, maar ze zijn me beide even dierbaar. Ik heb twee zonen die me ook beide even lief zijn, zo moet je het zien. ‘De Hoop’ is mooi vanwege de Bilau-wieken, maar ook vanwege veel oude onderdelen en de ligging aan de es. Het perceel hoort overigens niet bij de molen, dat is geen ideale situatie. Het is een eilandje op andersmans erf.
De ‘Noordenveld’ is een prachtige, knusse molen. Op beide molens heb ik ooit weggerestaureerde elementen teruggebracht, zoals het tweede koppel maalstenen. Ach, en beide molens draaien fijn. Als er maar wind is…
Het molenaarsbestand is aan het vergrijzen, hoe zouden we volgens jou nieuwe (jeugdige) molenaars aan kunnen trekken?
In Norg draaien Jochem van Engelenhoven (30) en leerling-molenaar Jan Egberts met mij in de Molenwerkgroep Norg. Twee molenaars is wat weinig voor twee molens, we hadden ooit vier man (Dirk Magré en Harm Jansen bijvoorbeeld vertrokken naar de ‘Woldzigt’ in Roderwolde, Sytze Jager stopte om gezondheidsredenen en is onlangs overleden). Sicco Fockens heeft nog een tijd leerlingen opgeleid, en met succes. En dan mag ik Roel Gremmer niet onvermeld laten, de eerste tweede molenaar. Hij heeft nadien veel beleefd en veel verschillende molens in zijn hart gesloten. En hoewel al grijs, hoop ik zelf nog jaren te draaien.
Ik zit overigens niet te springen om een grote groep molenaars, maar vier zou mooi zijn. Ook het fenomeen molengids spreekt me niet echt aan, dat is meer iets voor museum achtige molens of kerken. Ook vragen bezoekers wel eens waarom er geen molenwinkel is. Nou, vanwege de beperkte openstelling dus, en in welke van de twee molens moet je dat dan doen. Ik voel bovendien niet veel voor doorverkoop van andermans producten. Wel ga ik mogelijk eens wat meer doen met meel van ‘De Hoop’, of wie weet (weer) gebroken rogge van de ‘Noordenveld’. Maar dat kost ook tijd. Voorop staat dat de draaiende molens in Norg bewaard blijven en bij het dorp horen. En gelegenheid om ze te bezoeken is er volop.
Hoe zie jij de toekomst van onze molens in het algemeen voor je? Zijn er bijvoorbeeld bedreigingen of gaat het voor de wind?
Onze molens, dat wil zeggen in Nederland? Och, als je bijna 40 jaar meeloopt (ik begon de opleiding in 1983), zie je dat het niet zo gek gaat. Onderhoud gaat goed met dank aan subsidieregelingen en zelfs krepeergevallen zijn er in Drenthe eigenlijk niet meer. Er worden in den lande zelfs nieuwe molens gebouwd. Daar heb ik ook nog eens aan bijgedragen, bij de tjasker in het Bollenveen bij Zeijen. Ik tipte de beheersgroep van dat gebied en ze waren meteen enthousiast. Ik was ook voorzitter van de Stichting Asser Molen, die het spijtig genoeg – door externe omstandigheden – niet voor elkaar kreeg de fraaie molen aan de Molenstraat in ere te herstellen. Maar ja, je kunt niet alles hebben…
Zijn er nog andere zaken die je onze lezers mee wilt geven?
Er gaat natuurlijk veel goed. Ik hoor hier en daar wel eens over gedoe tussen moleneigenaren en vrijwillige molenaars. Jammer, je kunt eigenlijk niet zonder elkaar. Want molenaars kennen hun eigen molen vaak het best, die kennis moet je koesteren. Er is gelukkig nu meer aandacht voor moleneigen kenmerken. Niet te verwarren met streekkenmerken… Met kleuren bijvoorbeeld moet je proberen uit te zoeken hoe de oude situatie was, niet zoals in Groningen jarenlang gedaan werd: de ‘typisch Groninger’ kleuren hanteren. Op een gegeven moment doken overal van die rode zandlopers op, ook waar ze nooit geweest waren. Ik ben er trots op dat de Norger molens redelijk oorspronkelijke kleuren hebben. Niet daterend van de bouwperiode, dat lukt niet, maar wel onderbouwd. Tja, dat is wel een dingetje voor mij…